Puntenschaal
Groep 4. Kleurpatroon/uitmonstering
Pos.
|
Onderdeel
|
Punten
|
1
|
Gewicht
|
10
|
2
|
Type,
bouw en stelling
|
20
|
3
|
Pels en pelsconditie
|
20
|
4
|
Kleurpatroon/uitmonstering
|
15
|
5
|
Dek-
en buikkleur
|
15
|
6
|
Tussen- en
grondkleur
|
15
|
7
|
Lichaamsconditie
en verzorging
|
5
|
|
Totaal
|
100
|
1.
Gewicht
Het
gewicht is 2,50 tot 3,50 kg.
Puntenschaal voor het gewicht:
Gew. (kg)
|
2,25-2,50
|
2,50-2,80
|
2,80-3,50
|
|
Punten
|
8
|
9
|
10
|
|
2. Type, bouw en stelling
Het type is geblokt
(typegroep D) met weinig hals. De bouw is breed in voor- en achterhand met
fraaie afrondingen. De benen zijn stevig en kort. Het ras is middelhoog
gesteld. Een juiste stelling toont de aanwezige rasadel. De kop is krachtig
ontwikkeld met brede snuit, kaken en wangen. De oren zijn stevig van structuur
met lepelvormig afgeronde oortoppen, zijn goed behaard en worden V-vormig
gedragen de oorlengte is 9-12 cm, ideaal is 9,5-11,5 cm. Het geheel in harmonie met
het lichaam. Een geringe wamaanzet of halskraagje is slechts toegestaan bij
overjarige vrouwelijke dieren.
3. Pels en pelsconditie
De pels is van normale lengte, is dicht ingeplant,
heeft een normale hoeveelheid aan onderhaar, is iets fijn van structuur, zacht en glanzend.
Pelsconditie:
Ideaal is een geheel doorgehaarde pels zonder een dun behaard of kaal plekje. De
pels moet glanzend en aanliggend zijn. Verharing herkent men duidelijk aan de
oude afstervende haren en het nieuwe krachtig gekleurde haar, dat al is waar te
nemen. Niet enkele in het rond vliegende haren, maar flink loslatend haar is
als verharing te beschouwen. Een fraaie pels moet aan de volgende voorwaarden
voldoen:
- Het haar moet regelmatig van lengte zijn,
- Het haar moet goed aanliggen,
- De verhouding grannen-, dek- en onderhaar moet fraai zijn,
- De elasticiteit van de grannen- en dekhaar moet stevig zijn,
- De pels moet glanzen,
- De pels moet volledig doorgehaard zijn,
- Bij inblazen mag de huis niet waarneembaar zijn.
Lichte
fouten pels
Een
pelslengte die iets langer of iets korter is dan in de rasbeschrijving is
aangegeven.
Iets stugge-, zachte of losse pels. Iets weinig onderhaar. Iets ongelijke pels
en platen ontstaan door verharing. Iets open pels. Wat weinig glans. Iets
dun behaarde oren of oorranden. Iets dun behaarde nek. Kleine kale
plekjes of lichte beschadigingen welke door het omliggende haar kunnen worden
bedekt. Kleine korstjes of enkele foutief gekleurde haren op beschadigde delen.
Enkele klitten.
Zware
fouten pels
Pelslengte
die te sterk afwijkt van die in de rasbeschrijving is aangegeven. Zeer weinig
onderhaar. Zeer sterke verharing, waardoor een beoordeling van onderhaar,
dekhaar of kleur onmogelijk is. Een open ene stroeve pels zonder glans. Kale
plekken die niet door de omliggende haren bedekt kunnen worden. Door ernstige
beten ontstane kale plekken, korsten of knobbels. Ernstige verwondingen aan de
voetzolen. Te dun behaarde oren. Veel klitten.
4. Kleurpatroon/uitmonstering
Het
kleurpatroon bestaat uit de vaal lichtblauwe (gouwenaarskleurige) sluier, welke
zich uitstrekt over snuit, oren, borst, onderste gedeelte van de schouders,
flanken, achterhand, benen een bovenzijde staart. De sluierkleur verdunt zich
op de flanken sterk naar boven en toont zich het meest op de snuit, benen en
oren. De sluier op onderste gedeelte van de schouders, flanken en achterhand is
slechts in geringe mate waarneembaar. Het voorhoofd is veel lichter gesluierd
en toont zo veel mogelijk dezelfde kleur en waas als dekkleur.
5.
Dek- en buikkleur
De dekkleur is geel. De dekharen zijn vaal lichtblauw gepunt. Hierdoor ontstaat een ijle vaal
lichtblauwe waas, waar de gele dekkleur doorheen schijnt. De oogkleur is
grijsblauw en vertoond onder een bepaalde belichting een rode gloed. De
snorharen zijn vaal lichtblauw gekleurd. De nagels zijn hoornkleurig. De
buikkleur is vaal lichtblauw en egaal van kleur. De onderzijde van de staart
volgt de buikkleur zoveel mogelijk. De onderzijde van de staartpunt mag iets
lichter gekleurd zijn.
6.
Tussen- en grondkleur
De tussenkleur is geel en loopt zoveel mogelijk naar de
haarbasis over. Hoe dieper het geel zich naar de haarbasis uitstrekt hoe beter.
De grondkleur van het dek is iets
lichter dan de tussenkleur. De onderkleur van de buik is geel aanwezig.
7.
Lichaamsconditie en verzorging
Het
spreekt vanzelf dat op een tentoonstelling of keuring het konijn in de beste
conditie aanwezig moet zijn. Het lichaam goed bevleesd en gespierd en voelt
hard aan. Slappe, magere of te vette dieren zijn ongewenst. De nagels worden
regelmatig en evenwijdig met het loopvlak, zonder het “leven” te raken geknipt,
ook de duimnagels. Het gehele dier, met name de pels, voetzolen, de nagels, de
binnenzijde van de oren, de geslachtsdelen en rondom de anus moet schoon zijn.
De pels is vrij van klitten. Het oog is helder en tintelt van levenslust. Een
dier dat aan de keuring meedoet, dient goed getraind te zijn, zodat de
aanwezige rasadel door een goede stelling wordt getoond.
Lichte fouten
Geringe
afwijking in type. Geringe afwijking in bouw. Iets lange pels. Iets donker
voorhoofd. Iets weinig waas. Iets donkere dekkleur. Iets lichte dekkleur. Iets onregelmatige dekkleur. Iets ongelijke
dekkleur. Iets roestaanslag. Enkele witte haren. Enkele witte haartoppen. Iets
lichte buikkleur. Iets lichte kleur onderzijde staart. Iets lichte oogkleur.
Iets lichte nagelkleur Enkele witte snorharen. Iets donkere tussenkleur. Iets
lichte tussenkleur. Iets smalle tussenkleur. Iets donkere buikkleur.
Iets vuile voetzolen, onderzijde van de staart, of andere delen van de pels.
Iets vuile oren. Iets vuile geslachtsdelen. Iets vuil rond de anusopening. Iets
vuile nagels. Iets lange nagels. Iets huidschilfering op de schouders of in de
nek. Iets dun behaarde hakken. Iets kale plekje(s) welke nog door het
omliggende haar wordt bedekt.
Zware fouten
Grote afwijking in type. Grote afwijking in bouw. Te lange pels. Geheel donker
voorhoofd. Te weinig waas. Te donkere dekkleur Te lichte dekkleur. Te
onregelmatige dekkleur. Te veel roestaanslag. Te veel witte haren. Te veel
witte haartoppen. Te lichte buikkleur. Te lichte onderzijde staart. Te lichte
oogkleur. Te lichte nagelkleur. Te veel witte snorharen. Te donkere
tussenkleur. Te lichte tussenkleur. Te smalle tussenkleur. Grauwe of blauwe
grondkleur. Te donkere buikkleur.
Zeer sterke vervuiling. Harde mestballetjes aan de nagels. Te vet of te mager,
waardoor aan de conditie te veel afbreuk wordt gedaan. Zeer lange nagels. Zeer
slecht pelsconditie. Ernstige huidschilfers op het lichaam. Kale plek(ken) die
niet door het omliggende haar kunnen worden bedekt.