Havana

De
Havana is nooit doelbewust gefokt, maar kwam in 1898 voor het eerst
voor in een
nestje van een grijsblauwe voedster. Fokker was de heer Honders uit
Ingen. De
donkerbruine jongen met witte vlekken en een vuurgloed in de ogen
trokken de
aandacht van de Utrechtse fokkers Muyser, Van de Horst en keurmeester
Jacobs.
Zij wisten uiteindelijk de mutatie te behouden door de enig
overgebleven ram
van de heer Honders te kruisen met een zwarte Rus voedster. De eerste
generatie
was zwart gekleurd, maar toen zij de de zwarte voedster uit dit nest
terug
paarden met de vader van het eerste nest kregen zij weer eenkleurig
bruine
dieren met een vuurgloed in de ogen. Men noemde het ras Ingense
Vuuroog. Deze
naam werd later echter verdrongen door het Franse Havana. Taalkundig is
de naam
overigens fout.
Tegenwoordig
(NKB standaard, uitgave 2007) zegt de standaard het volgende over de
Havana :
Havana
Het
land van oorsprong is Nederland.
In Nederland erkend in 1907
Genetische
symbolen :
abCDE
(Int.) ABcDg
(Duits)
abCDE
ABcDg
Puntenschaal
Groep 1. Kleur
Pos.
|
Onderdeel |
Punten |
1 |
Gewicht |
10 |
2 |
Type,
bouw en stelling |
20 |
3 |
Pels
en pelsconditie
|
20 |
4 |
Kop
en oren |
15 |
5 |
Dek-
en buikkleur |
15 |
6 |
Tussen-
en grondkleur
|
15 |
7 |
Lichaamsconditie
en verzorging |
5 |
|
Totaal |
100 |
1.
Gewicht
Het
gewicht is 2,50 tot 4,00 kg.
Puntenschaal voor het gewicht:
Gew.
(kg) |
2,50-2,70 |
2,70-3,00 |
3,00-4,00 |
|
Punten
|
8 |
9 |
10 |
|
2.
Type, bouw en stelling
Het
type is geblokt (typegroep
D) met weinig hals. De bouw is breed in voor- en achterhand met fraaie
afrondingen. De benen zijn stevig en kort. Het ras is middelhoog
gesteld. Een
juiste stelling toont de aanwezige rasadel. Een geringe wamaanzet of
halskraagje is slechts toegestaan bij overjarige vrouwelijke dieren.
3.
Pels en pelsconditie
De
pels is van
normale lengte, is dicht ingeplant, heeft een normale hoeveelheid aan
onderhaar, is iets fijn van structuur, zacht en glanzend.
Pelsconditie:
Ideaal is een geheel doorgehaarde pels zonder een dun behaard of kaal
plekje. De
pels moet glanzend en aanliggend zijn. Verharing herkent men duidelijk
aan de
oude afstervende haren en het nieuwe krachtig gekleurde haar, dat al is
waar te
nemen. Niet enkele in het rond vliegende haren, maar flink loslatend
haar is als
verharing te beschouwen. Een fraaie pels moet aan de volgende
voorwaarden
voldoen:
- Het haar moet regelmatig van lengte zijn,
- Het haar moet goed aanliggen,
- De verhouding grannen-, dek- en onderhaar moet fraai zijn,
- De elasticiteit van de grannen- en dekhaar moet stevig zijn,
- De pels moet glanzen,
- De pels moet volledig doorgehaard zijn,
- Bij inblazen mag de huis niet waarneembaar zijn.
Lichte
fouten pels
Een
pelslengte die iets langer
of iets korter is dan in de rasbeschrijving is aangegeven. Iets
stugge-, zachte
of losse pels. Iets weinig onderhaar. Iets ongelijke pels en platen
ontstaan
door verharing. Iets open pels. Wat weinig glans. Iets dun behaarde oren of
oorranden. Iets dun
behaarde nek. Kleine kale plekjes of lichte beschadigingen welke door
het
omliggende haar kunnen worden bedekt. Kleine korstjes of enkele foutief
gekleurde haren op beschadigde delen. Enkele klitten.
Zware
fouten pels
Pelslengte
die te sterk afwijkt
van die in de rasbeschrijving is aangegeven. Zeer weinig onderhaar.
Zeer sterke
verharing, waardoor een beoordeling van onderhaar, dekhaar of kleur
onmogelijk
is. Een open ene stroeve pels zonder glans. Kale plekken die niet door
de
omliggende haren bedekt kunnen worden. Door ernstige beten ontstane
kale
plekken, korsten of knobbels. Ernstige verwondingen aan de voetzolen.
Te dun
behaarde oren. Veel klitten.
4.
Kop en oren
De
kop is krachtig
ontwikkeld met brede snuit, kaken en wangen. De oren zijn stevig van
structuur
met lepelvormig afgeronde oortoppen, zijn goed behaard en worden
V-vormig
gedragen de oorlengte is 9-13 cm, ideaal is 10-12 cm. Het geheel in
harmonie met
het lichaam.
5.
Dek- en buikkleur
De
dekkleur is glanzend
diepdonkerbruin en is egaal van neuspunt tot staarteinde. De buik en
borst zijn
iets doffer van kleur door een geringere glans. De oogkleur is
donkerbruin en
vertoond onder een bepaalde belichting een rode gloed. De nagels zijn
donkerhoornkleurig. De snorharen zijn donkerbruin.
6.
Tussen- en grondkleur
De
diepdonkerbruine dekkleur
zet zich zo ver mogelijk naar de haar basis voort. Hoe dieper het
donkerbruin
zich naar de basis uitstrekt hoe beter. De grondkleur is blauw, hoe
intenser
hoe beter. De grondkleur is niet scherp begrensd.
7.
Lichaamsconditie en
verzorging
Het
spreekt vanzelf
dat op een tentoonstelling of keuring het konijn in de beste conditie
aanwezig
moet zijn. Het lichaam goed bevleesd en gespierd en voelt hard aan.
Slappe,
magere of te vette dieren zijn ongewenst. De nagels worden regelmatig
en
evenwijdig met het loopvlak, zonder het “leven” te
raken geknipt, ook de
duimnagels. Het gehele dier, met name de pels, voetzolen, de nagels, de
binnenzijde van de oren, de geslachtsdelen en rondom de anus moet
schoon zijn.
De pels is vrij van klitten. Het oog is helder en tintelt van
levenslust. Een dier
dat aan de keuring meedoet, dient goed getraind te zijn, zodat de
aanwezige
rasadel door een goede stelling wordt getoond.
Licht
fouten conditie
Geringe afwijking in type. Geringe afwijking in bouw. Pels
iets grof. Iets lange pels. Iets matte kleur door wat weinig glans.
Iets lichte
dekkleur. Iets roest of iets rossige gloed. Iets grijze aanslag. Iets
schifting. Iets onregelmatige dekkleur. Iets ongelijke dekkleur. Iets
lichte
borstkleur. Enkele witte haren of haartoppen. Iets lichte oogkleur.
Iets lichte
tussenkleur. Iets lichte grondkleur.
Iets vuile voetzolen, onderzijde van de
staart, of andere delen van de pels. Iets vuile oren. Iets vuile
geslachtsdelen. Iets vuil rond de anusopening. Iets vuile nagels. Iets
lange
nagels. Iets huidschilfering op de schouders of in de nek. Iets dun
behaarde
hakken. Iets kale plekje(s) welke nog door het omliggende haar wordt
bedekt.
Zware
fouten conditie
Grote afwijking in type. Grote afwijking in
bouw. Pels te grof. Te lange pels. Te lichte dekkleur. Te veel naar
zwart
overhellende dekkleur. Te veel roest. Te veel grijze aanslag. Te veel
schifting. Te onregelmatige dekkleur. Te ongelijke dekkleur. Te veel
afwijkende
gekleurde haren. Te lichte oogkleur. Te lichte nagelkleur. Te veel
witte
snorharen. Te lichte tussenkleur. Te lichte grondkleur.
Zeer sterke vervuiling. Harde mestballetjes aan de
nagels.
Te vet of te mager, waardoor aan de conditie te veel afbreuk wordt
gedaan. Zeer
lange nagels. Zeer slecht pelsconditie. Ernstige huidschilfers op het
lichaam.
Kale plek(ken) die niet door het omliggende haar kunnen worden bedekt.
|